Het belang van de darren
Allereerst een samenvatting:
De darren hebben, onder andere natuurlijk, de taak de ziekten in het volk naar zich toe te trekken en verre te houden van de werksters.
Daaruit volgt dat het darrenbroed zo moet worden gebouwd zoals de bijen het nodig hebben en niet zoals wij dat willen!
Nu het Varroa probleem en de darren:
Zoals besproken heeft de Varroa bij de kleincellige bijen voorkeur voor het darrenbroed omdat ze zich in het werksterbroed niet kunnen vermenigvuldigen door de met een dag verkorte broedcyclus. Dat weet ze.
Een Varroa erin en een eruit, in tegenstelling tot de grote cel bijen waar de verhouding is een varroa erin en gemiddeld anderhalf eruit. Het is zo dat de conventionele bijen (5,4 mm celgrootte) bijna zo groot zijn als de darren van kleincellige bijen. Dus nu verward de Varroa het werksterbroed met het darrenbroed van de grootcellige bijen, ze denkt dat het werksterbroed darrenbroed is. Want bij de Aziatische honingbij, die inderdaad kleine cellen bouwt gaat de Varroa ook bij voorkeur in het darrenbroed. Dee noemt dit het pseudo-darren-effect. En dan vermeerdert ze zich plotseling explosief in onze grootcellige volken, waar ze zich nestelt in het werksterbroed.
Ik heb een paar jaar geleden na een discussie over dit onderwerp in een imkerforum een onderzoek gedaan en heb bij verschillende volken 100 darrencellen en 100 werkstercellen geopend:
Ik vond in de darrencellen tot 200 mijten en in de werkstercellen geen. Dit verandert natuurlijk, als er geen darren meer zijn in het volk, in de herfst en in het voorjaar ziet de Varroa zich gedwongen te verhuizen naar het werksterbroed, waarna de bijen beginnen de geïnfecteerde cellen te reinigen – als ze het geleerd hebben!
Het is dus begrijpelijk dat we moeten doorgronden waar de bijen hun darrenbroed willen bouwen. Zoals u weet geeft de mijt de voorkeur aan het koelere deel van de kast.
De ervaring heeft geleerd dat elk raam niet meer dan 10% darrencellen mag bevatten
Daarom laat Dee bij ieder raam met kunstraat aan de onderkant een afstand van een halve centimeter vrij, waar de bijen dan als ze willen darrenraat kunnen uitbouwen. Wij snijden van ieder raam met kunstraat een hoek weg, maakt niet uit aan welke kant, waar dan meestal darrenraat wordt uitgebouwd.
De oppervlakte van deze hoek is ongeveer 6% van de totale kunstraat en meet ongeveer 12 cm x 8 cm, wat overeenkomt met wat Dee Lusby vrijlaat aan de onderkant.
We moeten de bijen weer aanleren, precies deze verhouding aan te houden. Wij bereiken dit door selectie, ze zijn het, in de laatste 100 jaar, door het gebruik van kunstraat waarschijnlijk vergeten. Als de bijen een raam met maar een klein strookje was compleet uitbouwen met darrenbroed is dat dodelijk voor het volk, omdat de varroa zich dan enorm kan vermenigvuldigen. Het darrenraatraam (of hoe dat ook moge heten ) kunnen en mogen we nooit toepassen. Ik had ook volken die perfect de kleine cellen uitbouwden (wat soms problematisch kan zijn bij zeer veel dracht), die kaal broed lieten zien, maar bijna geen darrencellen bouwden. Dat was het andere uiterste en die hadden toen al snel het virus dat vervormde vleugels veroorzaakt - geen kans.
We moeten het tot onze gewoonte maken, bij iedere inspectie van de volken, ramen met meer dan 10% darrenbroed aan de zijkanten te hangen of naar boven, waar de bijen ze met honing vullen en daarna uitfaseren. Niet simpel er uit nemen, met de gedachte veel mijten kwijt te raken. Deze fout heb ik al in het begin gemaakt. De varroamijt blijft mooi in het darrenbroed, maar als we het darrenbroed te veel decimeren, krijgen we problemen.
We moeten ons ervan bewust zijn dat een volk niet de goede verhouding aan darrenbroed kan bouwen. We hangen dan de raten met te veel darrenbroed, aan de zijkanten en vervangen de koningin door een nieuwe uit volken die geleerd hebben om de juiste darrenbroed verhouding te bouwen. Probleem opgelost.
Je ziet nu dat de selectie een van de belangrijkste componenten is. Later meer hierover. Hier heeft Dee ons een aantal trucs geleerd, zonder welke het moeilijk is de zaak op orde te krijgen. Bijvoorbeeld toonde ze ons hoe je in een gebied waar vreemde volken staan, toch op natuurlijke manier gericht nieuwe koninginnen door eigen darren kan laten bevruchten. En hoe men op één dag in 50 volken de koningin kan vervangen. Maar daarover later meer.
Nog een ding over het probleem van de tracheale mijt, Acarapis woodi. Hier op het eiland La Palma zijn toen ik 25 jaar geleden aankwam, bijna alle bijen de pijp uitgegaan. Toen hebben imkers menthol toegepast en ging het weer bergop - tot de Varroa kwam. In de bijen die uit 4,9 mm cellen komen, is het voorste luchtpijpen paar, of voorste Tracheeënopening via welke deze mijten in de bijen kunnen komen, zo klein dat de mijten daar niet meer doorheen kunnen- wat zich uitbetaalt. Dit probleem hadden de Lusbys in het begin en dit verdween abrupt door de verkleining van de cellen.