Recept voor succes en praktische tips

Om te slagen, moeten we een goed plan hebben. Ons geluk is dat we kunnen rekenen op de ervaring van veel imkers die de weg al voor ons hebben geëffend. Gelukkig zijn we erin geslaagd, door de medewerking van ervaren kleincellige imkers, een nieuw concept te creëren, hoe het systeem van Dee Lusby met kleincellige bijen succesvol te starten, zelfs op standen met dichtbij gelegen vreemde volken. Het probleem ligt in de migratie en herinfectie door Varroa-mijten.

---> nieuw concept

Erik kwam in de jaren '90 op een briljant idee. Op dat moment waren er wereldwijd al een aantal imkers die het was gelukt resistente bijen te telen. Hij schreef nu naar deze collega’s om hen zijn ervaringen te vertellen met het verzoek om hun ervaringen ook aan hem te vertellen. De achterliggende gedachte was dat als het allen was gelukt, of gedeeltelijk gelukt om bijen te telen die zich zelf verdedigden tegen ziektes, dan moet in al deze teeltwijzen waarheid zitten. Toen was het internet niet zo wijdverbreid als nu en deze imkers hadden weinig contact met elkaar - dus waarschijnlijk had ieder het op zijn eigen manier bereikt. Erik zei dus - als we alle verschillende ervaringen samenvatten, moeten we in staat zijn om samen zeer nuttige richtlijnen op te stellen voor iedereen om zelf resistente bijen te krijgen. En deze samenvatting bestaat sinds 2004.

Dus kunnen we in de eerste plaats op de 25 jaar ervaring van Dee Lusby met ziekte-resistente, kleincellige bijen zonder enige behandeling teruggrijpen en aanvullend op Erik's studie . Dit leidt zeer waarschijnlijk tot succes.


Ik probeer nu met deze bronnen een concept op te stellen dat de belangrijkste punten bevat waarmee we vanuit een zeer goed uitgangspunt kunnen starten.

- Ten eerste moeten we onze bijen wennen aan de kleine cellen - Raatafstand versmallen tot 32 mm hart op hart

- Dan moeten we natuurlijk de raatschikking in gedachten houden.

- In het begin moeten we uitsluitend met afleggers werken, tot 80% op eigen kracht kan overleven. Dit betekent dat we wachten tot een volk een bak goed heeft gevuld en om dan in plaats van een tweede op te zetten, een aflegger te maken met de koningin. We nemen daarvoor 3 of 4 gesloten raten, de koningin, honing en stuifmeel, zetten het allemaal in een andere bak of afleggerkast op dezelfde stand met het vlieggat in een andere richting. Dit betekent dat bij het oude volk een broedpauze ontstaat, omdat ze een nieuwe koningin moeten aanmaken en ook bij de aflegger, want alle vliegbijen keren terug naar de oude kast. We hebben daarmee voor beiden een voordeel geschapen wat betreft de varroa vermeerdering. Als dit allemaal wordt gedaan met veel bijen, veel gesloten broed en veel voer, kunnen we hetzelfde proces op korte termijn herhalen. Zo zijn wij in staat om snel een mooie hoeveelheid kleincellige bijen op te bouwen.

- Alle volken op de stand met dezelfde methode (geen grote en kleine mixen)

- De volken op de stand zover mogelijk van elkaar afzetten om vervliegen te voorkomen

- In het begin niet meer dan 6-12 volken per stand vanwege het domino-effect, sterft er een sterven alle, zo ver mogelijk weg van andere volken -

- Plannen van meer standen, zo ver mogelijk weg van vreemde volken. De afstand van de ene stand tot de andere kan laag zijn - 50 m is al goed.

- Een centrale stand opzetten met de beste volken en de slechtere verder weg. In het centrum de koninginnen laten bevruchten

- Let er op dat vreemde volken, die grote aantallen varroa kunnen overbrengen, ver weg zijn

- Gebruik geen chemische middelen in de volken, omdat men slechte volken moet kunnen laten sterven

- Broed afnemen bij probleemvolken nalaten vanwege herinfectie -

- Gezonde microfauna in de kast - indien niet beschikbaar halen bij andere imkers die al langer werken zonder te behandelen

- Er alles aan doen om residu-vrije was te krijgen

- Zoveel mogelijk honing in de kast laten voor de winter

- In geval van problemen in de eerste herfst kunnen we
op de hulp van poedersuiker terugvallen. Zelfs bij sterke herinfectie door varroamijt van vreemde volken, kunnen we deze vorm van behandeling toepassen.

- De bijen weer bijbrengen een maximum van 10% darrenbroed per raam te bouwen. Daarvoor bij ieder raam een klein hoekje uit het kunstraat wegknippen en alle ramen die meer dan 10% darrenbroed bevatten geleidelijk verwijderen.

- Nauwkeurige registratie van ieder volk bij elke inspectie

- Vermijd reizen -

Als we in het begin alleen met afleggers werken houden we het varroa-probleem in toom.

Hiervoor moet ik uitleggen wat zich in de afleggers afspeelt.
Aangezien we de aflegger met 3-4 ramen gesloten broed maken, krijgen we heel veel jonge bijen.
Een Langstrothraam 4.9 mm heeft 8600 cellen (een 5.44 mm heeft slechts 7.000 cellen) en als we aannemen dat een broedraam voor 2/3 broedcellen bevat komen we bij 3 ramen broed op 17.000 bijen (bij 4 ramen broed 23.000 bijen).
Aangezien de aflegger op dezelfde stand wordt neergezet keren alle vliegbijen terug naar de oude kast en wordt de eierproductie van de koningin drastisch verminderd.
En zulk een aantal jonge bijen die niet veel broed te verzorgen hebben, heeft tot gevolg dat ze zeer succesvol de varroamijt uit de opnieuw geïnfecteerde cellen zullen ruimen. De samenhang tussen het aantal bijen, levensduur, hygiënisch gedrag en celgrootte
, presenteren wij in onze lezing.

We moeten niet vergeten deze afleggers voldoende voer te geven, stuifmeel en honing, omdat de sterkte van de volken het meest wezenlijke is. Of liever gezegd, het aantal bijen voor de noodzakelijke werkzaamheden.
En die is veel groter bij kleincellige bijen om twee redenen.
Ten eerste is het broednest veel compacter door de kleinere celgrootte en ook kleinere raatafstand. Dus zijn er minder bijen nodig voor de broedzorg. Ten tweede is de levensduur van kleincellige bijen vele malen groter dan die van de grootcellige, wat beslissend bijdraagt ​​aan het feit dat er een overschot aan bijen is om al het voorhanden zijnde werk te doen.

Door dit grote aantal bijen wordt
het hygiënisch gedrag gestimuleerd.

Nu zien we het beslissende voordeel van het werken met afleggers in het begin van onze overschakeling op kleine cellen.
Want zoals we weten
MOET elk volk door een (of meer) crisis, totdat het zich kan verdedigen tegen de ziekten.
En met deze aanpak, maken we het onze bijen veel gemakkelijker.
De crisis zal milder verlopen.

Dit geeft ons de tijd om te leren, door de volken vaak te bekijken hoe ze zich verdedigen tegen de ziekten, hiermee vertrouwd te raken.

Sommigen zeggen dat vaak openen van de volken moet worden vermeden. Natuurlijk is dat zo, als we stress veroorzaken bij het openen. Echter, sinds we rekening houden met de goede raatschikking, hebben we ongelooflijke rust in de volken kunnen vaststellen. Bij het openen lopen de bijen naar beneden, gedragen zich volkomen passief en blijven normaal doorwerken. Zo kan men zo vaak als men wil zijn volken bekijken en het is belangrijk dat wij, de imkers, leren de eerste tekenen van crisis te herkennen en daarop goed te reageren.

Dan zullen we zien hoe de bijen zich verdedigen tegen de varroamijt en de geïnfecteerde cellen schoonmaken.

Dan zullen we moeten kijken hoe ze de kleine cellen bouwen en voortdurend klaar staan om te helpen. De kleincellige kunstraten worden het best uitgebouwd tussen of tegen de broedramen. Veel dracht is ook problematisch en mogelijk zo te regelen, dat ze dan niet veel raten hoeven uit te bouwen.

Als er iets is wat ik niet kan uitvoeren, is het dan wel nuttig om te starten met de kleine cellen?

Ten eerste is het natuurlijk veel beter als we het allemaal kunnen uitvoeren, maar ik zie geen reden om bij de oversized cellen te blijven. Dit geeft alleen nog meer problemen, zoals je kunt zien aan de huidige catastrofale toestand waarin de bijen verkeren.

Als je verandert wat er mogelijk is in de kasten (kleine cellen, schikking van de raten, 10% darren, enz., enz.), worden de bijen in een beslist betere gezondheidssituatie gebracht.

Men zal zien dat ze zich tegen de varroamijt door VSH verweren en dat is iets dat zeer weinigen al hebben bereikt op dit moment. Als nu herinvasie plaatsvindt, kan men met poedersuiker die periode door komen om de bijen te helpen. Als u eenmaal per maand per bak 200g gebruikt, kan men steeds op de bodemplank zien wat er aan de hand is. Om dan een zo groot mogelijk succes te hebben, heb je een hoop volken nodig om de anderen te overvleugelen.

Ik zal nu uitleggen hoe stap voor stap te werk te gaan.

Eerste stap

Het eerste wat we moeten hebben is het benodigde materiaal.

Is er het
4.9 mm kunstraat (Voorzichtig, die beschikbaar zijn in Duitsland kunnen we tot nu toe niet gebruiken ), afleggerkasten met voermogelijkheid van buiten , plastic-afsluitstrips (ontsnappen koningin) , limoengrasolie, koninginnenkooitjes met mogelijkheid tot open knagen, ramen die op hartafstand 32mm kunnen hangen en veel werklust.

Ter oriëntering nu al -
hoe het werkt.

Tweede stap


De tweede stap is de opstelling van de volken

Bij het installeren, moet men er op letten dat de vervlieg-kansen zo klein mogelijk zijn. Dus geen opstelling in een rechte lijn waarbij alle vliegplanken dezelfde richting uitwijzen.
Alternatief: als ze in een rij staan, is altijd een kast naar voren en een naar achteren gericht, afwisselend. Beter is bijvoorbeeld 4 volken op een pallet, elk met 90 ° verschoven ingang, of enkel opstelling.

Niet meer dan 6 tot 12 volken per stand De volgende stand op ongeveer 50 meter.

Als we alle volken op kleine cellen hebben overgezet, mogen we geen grootcellige meer bij de kleincellige op de stand zetten

Zo ver mogelijk van andere bijen.

Kasten nummeren en van elk volk bij ieder bezoek een accurate administratie bijhouden.

Derde stap

zodra we alle materialen hebben verzameld en de volken op sterkte zijn, kunnen we afleggers maken met de
plastic raten.
De volken moeten sterk zijn en veel gesloten broed hebben, zodat we na korte tijd opnieuw een aflegger kunnen maken, wanneer de nieuwe koningin goed heeft gewerkt.

Ten eerste, maken we een afleggerkast die we van buitenaf kunnen voeren klaar, brengen een afsluitstrip aan bij de ingang, zodat de koningin niet kan ontsnappen en verwijderen dit pas als het eerste broed uit de plasticraten uitloopt. De plastic raten worden voor een betere acceptatie goed ingesmeerd met was, ingewreven met een beetje limoengrasolie en wat honing.

We zoeken nu de koningin op in de kast, sluiten ze met 5 werksters in een koninginnenkooitje en hangen het met een draad tussen de 5 plastic raten in de afleggerkast. Dan nemen we het volk, waarvan we de bijen en de koningin gebruiken en zetten deze opzij. In de plaats daarvan komt de afleggerkast te staan, vliegplank in dezelfde richting als de oude kast. Nu leggen we een plank aan het vlieggat zodat de bijen goed kunnen inlopen en druppelen daar een paar druppels limoengrasolie wat de bijen aantrekt. Dan schudden we van 5 volledig bezette raten de bijen op de plastic raten. De vliegbijen zullen allen naar de aflegger vliegen. De originele kast wordt op dezelfde stand met het vlieggat in een andere richting opgesteld. Nu helpen we de bijen met de veger in de aflegger en sluiten het deksel zorgvuldig. Voerglas opzetten en klaar. Aan het begin van elke dag 250 gram honing voeren, wat dan bij goed weer en goede dracht kan worden verminderd. Bij slecht weer voeren – dit kan per kast verschillen.


Hier kunt u op foto’s zien hoe dit stap voor stap te doen.

Stap vier

Als de aflegger nu goed aan de leg is, er geen grootcellige bijen meer zijn en de aflegger goed is gevuld, zetten we hem over op een grote bak. Het broed komt in het midden, daar aansluitend aan beide zijden een raam met 4,9 mm kunstraat en dan ramen met honing / stuifmeel. Nu kunnen we bekijken hoe de bijen die allen uit 4,9 mm cellen zijn uitgelopen de cellen uitbouwen.
Hier zien we de mogelijke fouten.
Het is ook mogelijk ramen met 4,9 mm kunstraat midden in het broednest te hangen als het volk sterk is. In deze periode is sterke dracht te vermijden, want dan hebben ze de neiging om grote cellen te gaan bouwen.
Bij het toevoegen van ramen met kunstraat er op letten dat de
schikking van de raten in tact blijft.
We moeten nu op onze hoede zijn en heel vaak kijken hoe ze de raten uitbouwen. Dit is in het begin eigenlijk het belangrijkste. Continue monitoren hoe ze de kunstraat uitbouwen en steeds nieuwe tegen het nest hangen om te zien of we geluk hebben en deze bijen 4.9 mm echt kunnen uitbouwen.
Collega Benjamin uit Asturië heeft door dit continu uit te voeren bereikt, dat zijn bijen 4.9 mm goed bouwden, zonder de hulp van uitgebouwde 4,9 mm plastic raten. Maar dat is uniek en onmogelijk door ons te imiteren.

Men moet voortdurend slecht gebouwde honingraten verwijderen en vervangen door nieuwe 4.9 mm kunstraat, totdat we een compact, goed gebouwd nest bereiken met 4.9 mm raat. De plastic raten worden geleidelijk naar de zijkant gehangen en daarna verwijderd.

Stap vijf

Nu, als de bak vol is, beginnen we opnieuw en maken een aflegger met de koningin.

- In het begin moeten we uitsluitend met afleggers werken, tot 80% op eigen kracht kan overleven. Dit betekent dat we wachten tot een volk een bak goed heeft gevuld en om dan in plaats van een tweede op te zetten, een aflegger te maken met de koningin. We nemen daarvoor 3 of 4 gesloten raten, de koningin, honing en stuifmeel, zetten het allemaal in een andere bak of afleggerkast op dezelfde stand met het vlieggat in een andere richting. Dit betekent dat bij het oude volk een broedpauze ontstaat, omdat ze een nieuwe koningin moeten aanmaken en ook bij de aflegger, want alle vliegbijen keren terug naar de oude kast. We hebben daarmee voor beiden een voordeel geschapen wat betreft de varroa vermeerdering. Als dit allemaal wordt gedaan met veel bijen, veel gesloten broed en veel voer, kunnen we hetzelfde proces op korte termijn herhalen. Zo zijn wij in staat om snel een mooie hoeveelheid kleincellige bijen op te bouwen.

Het moedervolk heeft inmiddels allang een nieuwe koningin opgetrokken en we kunnen opnieuw een aflegger met de koningin op plastic raten maken, zoals beschreven in de derde stap.

Op standen waar er een risico bestaat dat grootcellige darren onze nieuwe koninginnen bevruchten moeten we na 9-10 dagen alle koninginnendoppen uitbreken en een bevruchte koningin geven. Bevrucht moet ze zijn op een bevruchtingsstation of in een gebied waar de darren van 4.9 mm volken domineren.

Zo krijgen we in een korte tijd een aantal mooie kleincellige volken. We moeten daarbij leren hoe de bijen zich tegen de Varroa-mijten verdedigen, leren om de tekenen van crisis te herkennen en liever niet werken met grote volken, totdat we ons hebben bekwaamd in het werken met bijen die zichzelf verdedigen tegen ziekten, zonder gebruik te maken van krukken, zoals chemische middelen, organische zuren en etherische oliën.

Als we daarbij te veel volken produceren, kunnen wij die leveren aan geïnteresseerde collega's, waar er zekere enkele van zullen zijn.